Vanaf studiejaar 2015-2016 zal de overheid geen geld meer
geven om hbo en wo opleidingen te volgen, de basisbeurs zal volledig verdwijnen.
In plaats daarvan zal er een leenstelsel komen, waarmee jongeren geld kunnen
lenen wat ze vervolgens voor 100% terug moeten betalen. Dit is zeer ongewenst.
Veel mensen vinden het sociale leenstelsel een goed idee. Zo
zei Bram van Ojik, fractievoorzitter van GroenLinks: ‘Nu betaalt de bakker mee
aan de studiebeurs van de toekomstige advocaat. Dat is onnodig en oneerlijk.’
En zo komt er ook meer geld vrij, wat geïnvesteerd wordt in goed onderwijs. Ook
wordt er gezegd dat hoger opgeleide mensen meer gaan verdienen, dus kunnen ze
ook meer betalen.
Het klinkt logisch dat je niet voor iemand anders gaat
betalen, maar dat is juist een groot gedeelte van ons overheidsbeleid: Je
steunt elkaar. Als iemand veel geld verdient, vindt hij het misschien onzin om
zoveel belasting te betalen, hij betaalt immers voor die luie donders die geen
werk hebben. Alleen verandert deze vaak van gedachte op het moment dat hij zijn
baan kwijt raakt en hij dit geld zelf hard nodig heeft. Op dezelfde manier
betaalt de bakker van nu voor de advocaat van morgen, die toekomstige advocaat
betaalt namelijk misschien wel voor het kleinzoontje van die bakker.
Nu is het opmerkelijke dat deze wijziging ook door linkse
partijen gesteund worden, die zijn namelijk meestal voor gelijkheid en tegen alles
wat de kloof tussen rijk en arm vergroot, wat nou precies is wat deze wijziging
zal doen. Nederland is, volgens onderzoek van de overheid, het land met de
meeste studenten met ouders met lage opleiding. Op dit moment, met
studiefinanciering, is het al gewoon dat je met een schuld van ongeveer
vijftienduizend euro afstudeert, maar straks zal je zitten met een schuld van
twee keer zoveel, als je geluk hebt (volgens het nibud kost studeren ongeveer
tienduizend euro per jaar). En dit zal
studenten waarvan de ouders niet bereid zijn in te springen enorm afschrikken,
volgens het Centraal Planbureau zullen 7700 mogelijke hbo’ers en 3000 mogelijke
wo’ers besluiten niet te gaan studeren.
Er wordt gezegd dat er hiermee geld vrij zal komen voor
beter onderwijs, wat klopt, maar alleen op korte termijn. Op lange termijn zal
dit tot een afname van inkomstenbelasting leiden, doordat minder mensen gaan
studeren en er dus minder verdiend wordt. Daarom is het beter als deze
investering met het huidige systeem wordt gedaan, waardoor afgestudeerden beter
zijn opgeleid, waardoor zij meer gaan verdienen, waardoor zij meer belasting
betalen, wat weer geïnvesteerd kan worden in betere opleidingen enzovoorts. Dit
blijft natuurlijk niet eeuwig doorgaan, maar volgens Lodewijk Asscher zijn er
door het gebruik van robots steeds minder laagopgeleide mensen nodig en juist
steeds meer hoogopgeleide, dus dit kan een langdurig, positief gevolg hebben.
Het klopt ook dat hoger opgeleide mensen meer gaan
verdienen, maar zij dragen al in grotere mate toe aan overheidsgeld, zij zitten
immers in een hogere belastingschijf. Als je wil dat rijkere mensen meer gaan
betalen, doe dit dan niet door ook de mensen te straffen die helemaal niet meer
gaan verdienen na hun opleiding. Er zijn per slot van rekening ook
hoogopgeleiden werkloos, volgens het UWV is het aantal hoogopgeleide, werkloze
jongeren bijna verdubbeld in 2012 (wat de meest recente cijfers zijn) terwijl
het totaal aantal werkloze jongeren maar met 30% steeg. Verhoog dus de
inkomstenbelasting op hoge inkomens in plaats van om de opleidingen enorm duur
te maken.
Ons systeem berust erop dat we voor elkaar betalen, in de
hoop dat dit voor ons (land) iets oplevert in de toekomst. Desalniettemin is
hier ineens geen bereidheid meer voor bij opleidingen, waardoor minder mensen
gaan studeren. Dit alles zorgt ervoor dat de overheid geld misloopt van
mogelijk hoog afgestudeerden, wat ze ook in de verbetering van het onderwijs
hadden kunnen stoppen, het hele doel van deze maatregel. Vergroot de kloof
tussen arm en rijk niet en stop het asociale leenstelsel.
Algemeen
BeantwoordenVerwijderen1) De hoofdgedachte van de tekst is duidelijk.
ja
2) De tekstsoort en het schrijfdoel zijn goed herkenbaar.
ja
Publiekgerichtheid
3) Het is duidelijk voor welk publiek de tekst geschreven is.
ja
Inhoud
6) De gegeven informatie komt betrouwbaar over door citaten (met bron!)
ja
Vraag 7a en 8 zijn alleen van toepassing bij een betogende tekst. Vraag 7b is alleen van toepassing bij een uiteenzettende tekst
7a) De mening van de schrijver werd volstrekt duidelijk.
ja
7b) De tekst is objectief en de mening van de schrijver blijft achterwege.
8) De schrijver gaf argumenten voor zijn mening.
ja
Opbouw van de tekst
9) De indeling in inleiding – middenstuk – slot is goed herkenbaar.
nee
Inleiding
10) De inleiding nodigt voldoende uit tot verder lezen.
ja
11) Uit de inleiding blijkt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is.
ja
Middenstuk
12) Het middenstuk valt uiteen in herkenbare deelonderwerpen.
ja
13) De deelonderwerpen staan in een logische volgorde.
ja
14) De overgangen worden gemarkeerd door signaalwoorden.
ja
15) De kernzin van elke alinea staat op een voorkeursplaats.
ja
16) Het verband tussen alinea’s is aangegeven met signaalwoorden.
soms
Slot
Vraag 17a en 18 horen bij een betoog. Vraag 17b hoort bij de informatieve tekst.
17a) Het slot herhaalt de hoofdgedachte/stelling van de tekst.
ja
17b) De tekst bevat een afgerond slot waarin een samenvatting of conclusie terug te vinden is.
18) Het slot bevat een goede uitsmijter.
ja
Taalgebruik en spelling
19) De tekst bevat geen zinsbouwfouten.
de tekst bevat geen zinsbouwfouten.
20) Het taalgebruik is aantrekkelijk.
ja
21) De tekst bevat geen fouten in de spelling.
de tekst bevat wel fouten in de spelling.
Titel en koppen
22) De tekst had een motiverende titel.
ja
23) De (eventuele) tussenkoppen waren informatief.
-
Abel
1) De hoofdgedachte van de tekst is duidelijk.
BeantwoordenVerwijderenJa
2) De tekstsoort en het schrijfdoel zijn goed herkenbaar.
Ja
3) Het is duidelijk voor welk publiek de tekst geschreven is.
Ja
4) Uit de inleiding word duidelijk wat het onderwerp is
Ja
5) De deelonderwerpen zijn duidelijk te herkennen aan structuurzinnen/tussenkopjes
Geen tussenkopjes, soms structuurzinnen.
6) De gegeven informatie komt betrouwbaar over door citaten (met bron!)
Ja, ook goed de bron gegeven
7) De mening van de schrijver werd volstrekt duidelijk.
Ja, tegen het leenstelsel
8) De schrijver gaf argumenten voor zijn mening.
Ja
9) De indeling in inleiding – middenstuk – slot is goed herkenbaar.
Nee, er moet een extra witregel tussen inleiding en middenstuk
10) De inleiding nodigt voldoende uit tot verder lezen.
Nee, hij is een beetje saai
11) Uit de inleiding blijkt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is.
Ja
12) Het middenstuk valt uiteen in herkenbare deelonderwerpen.
Ja
13) De deelonderwerpen staan in een logische volgorde.
Ja
14) De overgangen worden gemarkeerd door signaalwoorden.
Ja
15) De kernzin van elke alinea staat op een voorkeursplaats.
Ja, behalve in de alinea over de studieschuld
16) Het verband tussen alinea’s is aangegeven met signaalwoorden.
Ja
17a) Het slot herhaalt de hoofdgedachte/stelling van de tekst.
Ja
18) Het slot bevat een goede uitsmijter.
Alleen "asociaal leenstelsel" is interessant, de rest niet
19) De tekst bevat zinsbouwfouten.
Nee
20) Het taalgebruik is aantrekkelijk.
Ja
21) De tekst bevat geen fouten in de spelling.
"steeds meer hoogopgeleide" het is hier een zelfstandig naamwoord, en moet dus op een N eindigen.
22) De tekst had een motiverende titel.
Niet motiverend, wel mooi
23) De (eventuele) tussenkoppen waren informatief.
nvt