donderdag 30 oktober 2014

Asociaal leenstelsel

Vanaf studiejaar 2015-2016 zal de overheid geen geld meer geven om hbo en wo opleidingen te volgen, de basisbeurs zal volledig verdwijnen. In plaats daarvan zal er een leenstelsel komen, waarmee jongeren geld kunnen lenen wat ze vervolgens voor 100% terug moeten betalen. Dit is zeer ongewenst.

Veel mensen vinden het sociale leenstelsel een goed idee. Zo zei Bram van Ojik, fractievoorzitter van GroenLinks: ‘Nu betaalt de bakker mee aan de studiebeurs van de toekomstige advocaat. Dat is onnodig en oneerlijk.’ En zo komt er ook meer geld vrij, wat geïnvesteerd wordt in goed onderwijs. Ook wordt er gezegd dat hoger opgeleide mensen meer gaan verdienen, dus kunnen ze ook meer betalen.

Het klinkt logisch dat je niet voor iemand anders gaat betalen, maar dat is juist een groot gedeelte van ons overheidsbeleid: Je steunt elkaar. Als iemand veel geld verdient, vindt hij het misschien onzin om zoveel belasting te betalen, hij betaalt immers voor die luie donders die geen werk hebben. Alleen verandert deze vaak van gedachte op het moment dat hij zijn baan kwijt raakt en hij dit geld zelf hard nodig heeft. Op dezelfde manier betaalt de bakker van nu voor de advocaat van morgen, die toekomstige advocaat betaalt namelijk misschien wel voor het kleinzoontje van die bakker.

Nu is het opmerkelijke dat deze wijziging ook door linkse partijen gesteund worden, die zijn namelijk meestal voor gelijkheid en tegen alles wat de kloof tussen rijk en arm vergroot, wat nou precies is wat deze wijziging zal doen. Nederland is, volgens onderzoek van de overheid, het land met de meeste studenten met ouders met lage opleiding. Op dit moment, met studiefinanciering, is het al gewoon dat je met een schuld van ongeveer vijftienduizend euro afstudeert, maar straks zal je zitten met een schuld van twee keer zoveel, als je geluk hebt (volgens het nibud kost studeren ongeveer tienduizend euro per jaar).  En dit zal studenten waarvan de ouders niet bereid zijn in te springen enorm afschrikken, volgens het Centraal Planbureau zullen 7700 mogelijke hbo’ers en 3000 mogelijke wo’ers besluiten niet te gaan studeren.

Er wordt gezegd dat er hiermee geld vrij zal komen voor beter onderwijs, wat klopt, maar alleen op korte termijn. Op lange termijn zal dit tot een afname van inkomstenbelasting leiden, doordat minder mensen gaan studeren en er dus minder verdiend wordt. Daarom is het beter als deze investering met het huidige systeem wordt gedaan, waardoor afgestudeerden beter zijn opgeleid, waardoor zij meer gaan verdienen, waardoor zij meer belasting betalen, wat weer geïnvesteerd kan worden in betere opleidingen enzovoorts. Dit blijft natuurlijk niet eeuwig doorgaan, maar volgens Lodewijk Asscher zijn er door het gebruik van robots steeds minder laagopgeleide mensen nodig en juist steeds meer hoogopgeleide, dus dit kan een langdurig, positief gevolg hebben.

Het klopt ook dat hoger opgeleide mensen meer gaan verdienen, maar zij dragen al in grotere mate toe aan overheidsgeld, zij zitten immers in een hogere belastingschijf. Als je wil dat rijkere mensen meer gaan betalen, doe dit dan niet door ook de mensen te straffen die helemaal niet meer gaan verdienen na hun opleiding. Er zijn per slot van rekening ook hoogopgeleiden werkloos, volgens het UWV is het aantal hoogopgeleide, werkloze jongeren bijna verdubbeld in 2012 (wat de meest recente cijfers zijn) terwijl het totaal aantal werkloze jongeren maar met 30% steeg. Verhoog dus de inkomstenbelasting op hoge inkomens in plaats van om de opleidingen enorm duur te maken.


Ons systeem berust erop dat we voor elkaar betalen, in de hoop dat dit voor ons (land) iets oplevert in de toekomst. Desalniettemin is hier ineens geen bereidheid meer voor bij opleidingen, waardoor minder mensen gaan studeren. Dit alles zorgt ervoor dat de overheid geld misloopt van mogelijk hoog afgestudeerden, wat ze ook in de verbetering van het onderwijs hadden kunnen stoppen, het hele doel van deze maatregel. Vergroot de kloof tussen arm en rijk niet en stop het asociale leenstelsel. 

2 opmerkingen:

  1. Algemeen
    1) De hoofdgedachte van de tekst is duidelijk.
    ja

    2) De tekstsoort en het schrijfdoel zijn goed herkenbaar.
    ja

    Publiekgerichtheid
    3) Het is duidelijk voor welk publiek de tekst geschreven is.
    ja

    Inhoud
    6) De gegeven informatie komt betrouwbaar over door citaten (met bron!)
    ja

    Vraag 7a en 8 zijn alleen van toepassing bij een betogende tekst. Vraag 7b is alleen van toepassing bij een uiteenzettende tekst
    7a) De mening van de schrijver werd volstrekt duidelijk.
    ja

    7b) De tekst is objectief en de mening van de schrijver blijft achterwege.
    8) De schrijver gaf argumenten voor zijn mening.
    ja

    Opbouw van de tekst
    9) De indeling in inleiding – middenstuk – slot is goed herkenbaar.
    nee

    Inleiding
    10) De inleiding nodigt voldoende uit tot verder lezen.
    ja

    11) Uit de inleiding blijkt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is.
    ja

    Middenstuk
    12) Het middenstuk valt uiteen in herkenbare deelonderwerpen.
    ja

    13) De deelonderwerpen staan in een logische volgorde.
    ja

    14) De overgangen worden gemarkeerd door signaalwoorden.
    ja

    15) De kernzin van elke alinea staat op een voorkeursplaats.
    ja

    16) Het verband tussen alinea’s is aangegeven met signaalwoorden.
    soms

    Slot
    Vraag 17a en 18 horen bij een betoog. Vraag 17b hoort bij de informatieve tekst.

    17a) Het slot herhaalt de hoofdgedachte/stelling van de tekst.
    ja
    17b) De tekst bevat een afgerond slot waarin een samenvatting of conclusie terug te vinden is.
    18) Het slot bevat een goede uitsmijter.
    ja

    Taalgebruik en spelling
    19) De tekst bevat geen zinsbouwfouten.
    de tekst bevat geen zinsbouwfouten.

    20) Het taalgebruik is aantrekkelijk.
    ja

    21) De tekst bevat geen fouten in de spelling.
    de tekst bevat wel fouten in de spelling.

    Titel en koppen
    22) De tekst had een motiverende titel.
    ja
    23) De (eventuele) tussenkoppen waren informatief.
    -

    Abel

    BeantwoordenVerwijderen
  2. 1) De hoofdgedachte van de tekst is duidelijk.
    Ja
    2) De tekstsoort en het schrijfdoel zijn goed herkenbaar.
    Ja
    3) Het is duidelijk voor welk publiek de tekst geschreven is.
    Ja
    4) Uit de inleiding word duidelijk wat het onderwerp is
    Ja
    5) De deelonderwerpen zijn duidelijk te herkennen aan structuurzinnen/tussenkopjes
    Geen tussenkopjes, soms structuurzinnen.
    6) De gegeven informatie komt betrouwbaar over door citaten (met bron!)
    Ja, ook goed de bron gegeven
    7) De mening van de schrijver werd volstrekt duidelijk.
    Ja, tegen het leenstelsel
    8) De schrijver gaf argumenten voor zijn mening.
    Ja
    9) De indeling in inleiding – middenstuk – slot is goed herkenbaar.
    Nee, er moet een extra witregel tussen inleiding en middenstuk
    10) De inleiding nodigt voldoende uit tot verder lezen.
    Nee, hij is een beetje saai
    11) Uit de inleiding blijkt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is.
    Ja
    12) Het middenstuk valt uiteen in herkenbare deelonderwerpen.
    Ja
    13) De deelonderwerpen staan in een logische volgorde.
    Ja
    14) De overgangen worden gemarkeerd door signaalwoorden.
    Ja
    15) De kernzin van elke alinea staat op een voorkeursplaats.
    Ja, behalve in de alinea over de studieschuld
    16) Het verband tussen alinea’s is aangegeven met signaalwoorden.
    Ja
    17a) Het slot herhaalt de hoofdgedachte/stelling van de tekst.
    Ja
    18) Het slot bevat een goede uitsmijter.
    Alleen "asociaal leenstelsel" is interessant, de rest niet
    19) De tekst bevat zinsbouwfouten.
    Nee
    20) Het taalgebruik is aantrekkelijk.
    Ja
    21) De tekst bevat geen fouten in de spelling.
    "steeds meer hoogopgeleide" het is hier een zelfstandig naamwoord, en moet dus op een N eindigen.
    22) De tekst had een motiverende titel.
    Niet motiverend, wel mooi
    23) De (eventuele) tussenkoppen waren informatief.
    nvt

    BeantwoordenVerwijderen